Via de nieuwsbrieven van de vakbladen de Huisarts, de Specialisten en de Apotheker peilden we bij de drie beroepsgroepen uit de gezondheidszorg naar hoe zij toezien op de medicatielijst van hun patiënten/klanten. De resultaten zijn een logische reflectie van hun houding in deze problematiek.
De deelnemers aan de online poll die huisartsen, specialisten en apothekers voorgelegd kregen, konden bij de vraag 'Hoe vaak bespreekt u de medicatielijst van uw patiënt/klant?' kiezen uit vijf antwoorden: 'Telkens de patiënt/klant langskomt'; 'Telkens de patiënt/klant medicatie voorgeschreven krijgt waarbij interacties kunnen optreden'; 'Gemiddeld een paar keer per jaar'; 'Gemiddeld één keer per jaar' en 'Nooit'.
Het gebruikelijke beperkte aantal deelnemers aan polls, laat niet toe de resultaten als representatief te bestempelen voor de hele beroepsgroep. Toch legt deze poll, zoals gewoonlijk, een aantal logische tendensen bloot. Zo is de houding van de huisartsen min of meer netjes verdeeld over drie antwoorden. Zo bespreken de huisartsen de medicatielijst het vaakst 'Een paar keer per jaar' zonder dat daar een specifieke aanleiding toe is. Iets minder huisartsen doe dit 'Bij elke raadpleging' en bijna even vaak als 'Wanneer ze medicatie voorschrijven die voor interactie kan zorgen'. Dat de houding van de huisartsen verdeeld is over deze drie opties heeft wellicht te maken met het feit dat huisartsen te maken hebben met een gevarieerd patiëntenbestand dat jaarlijks gemiddeld vaker over de vloer komt dan bij de specialisten. De medicatielijst komt bij huisartsen daarom ter sprake op het moment dat dit, afhankelijk van de patiënt, het meest aangewezen is.
Bij de specialisten is de optie 'Bij elke raadpleging' de meest aangevinkte, gevolgd door 'Telkens wanneer ik medicatie voorschrijf die voor interactie kan zorgen'. Ook dat lijkt een logische houding: specialisten hebben tot nader order geen rechtstreekse inzage in het globaal medisch dossier dat huisartsen van hun patiënten bijhouden en dus is het normaal dat zij de medicatielijst van hun patiënt bijwerken telkens hij of zij langskomt.
De apothekers kiezen er resoluut voor hun klanten over hun medicatie aan te spreken wanneer ze merken dat er om een geneesmiddel wordt gevraagd of wordt voorgeschreven dat voor interacties kan zorgen. Alle andere antwoordmogelijkheden komen in deze beroepsgroep nauwelijks aan bod.
Het gebruikelijke beperkte aantal deelnemers aan polls, laat niet toe de resultaten als representatief te bestempelen voor de hele beroepsgroep. Toch legt deze poll, zoals gewoonlijk, een aantal logische tendensen bloot. Zo is de houding van de huisartsen min of meer netjes verdeeld over drie antwoorden. Zo bespreken de huisartsen de medicatielijst het vaakst 'Een paar keer per jaar' zonder dat daar een specifieke aanleiding toe is. Iets minder huisartsen doe dit 'Bij elke raadpleging' en bijna even vaak als 'Wanneer ze medicatie voorschrijven die voor interactie kan zorgen'. Dat de houding van de huisartsen verdeeld is over deze drie opties heeft wellicht te maken met het feit dat huisartsen te maken hebben met een gevarieerd patiëntenbestand dat jaarlijks gemiddeld vaker over de vloer komt dan bij de specialisten. De medicatielijst komt bij huisartsen daarom ter sprake op het moment dat dit, afhankelijk van de patiënt, het meest aangewezen is.
Bij de specialisten is de optie 'Bij elke raadpleging' de meest aangevinkte, gevolgd door 'Telkens wanneer ik medicatie voorschrijf die voor interactie kan zorgen'. Ook dat lijkt een logische houding: specialisten hebben tot nader order geen rechtstreekse inzage in het globaal medisch dossier dat huisartsen van hun patiënten bijhouden en dus is het normaal dat zij de medicatielijst van hun patiënt bijwerken telkens hij of zij langskomt.
De apothekers kiezen er resoluut voor hun klanten over hun medicatie aan te spreken wanneer ze merken dat er om een geneesmiddel wordt gevraagd of wordt voorgeschreven dat voor interacties kan zorgen. Alle andere antwoordmogelijkheden komen in deze beroepsgroep nauwelijks aan bod.