Rusthuisbewoners krijgen meer antidepressiva dan thuiswonende senioren

Een rusthuisbewoner heeft een kwart meer kans om antidepressiva voorgeschreven te krijgen en dubbel zoveel kans om antipsychotica te krijgen dan een thuiswonende oudere met dezelfde zorgafhankelijkheid. Er zijn ook grote verschillen in gebruik van deze medicatie tussen de rusthuizen. 26 procent van de rusthuisbewoners consumeert geneesmiddelen die minder aangewezen zijn voor ouderen. Dat zijn de voornaamste resultaten van de nieuwste studie van CM, uitgevoerd bij bijna 60 000 leden in 1 084 woonzorgcentra.
In 2009 kreeg 41,7 procent van de CM-leden die in een rusthuis verblijft, antidepressiva gedurende minstens 30 dagen. 21,7 procent van de leden nam gedurende minstens 30 dagen antipsychotica in. antipsychotica worden voorgeschreven bij de behandeling van ernstige vormen van psychose zoals schizofrenie.

Er zijn grote verschillen tussen de rusthuizen in het toedienen van deze geneesmiddelen. De consumptie van antidepressiva varieert tussen 30 en 59 procent van de bewoners, die van antipsychotica tussen 9 en 35 procent.

26 procent van de CM-leden heeft in 2009 minstens één farmaceutisch product gekregen dat op de Beers-lijst staat. Die lijst bevat geneesmiddelen die omwille van leeftijdsgebonden bijwerkingen niet aangewezen zijn bij oudere personen. Er is op dit vlak wel een verbetering merkbaar tegenover het jaar 2005 (de vorige CM-studie).

Minder bij thuiswonende senioren
CM vergeleek het gebruik van antidepressiva en antipsychotica van de bewoners van woonzorgcentra met ouderen die recht hebben op verpleegkundige thuiszorg. Beide onderzoeksgroepen werden op elkaar afgestemd zodat ze hetzelfde profiel van zorgafhankelijkheid vertoonden.

43,2 procent van deze (iets kleinere) groep rusthuisbewoners kregen in 2009 gedurende minstens 30 dagen antidepressiva toegediend, tegenover 31,7 procent voor de thuiswonenden: dat is een kwart meer. Hetzelfde patroon bij de antipsychotica: 18,2 procent van de rusthuisbewoners kregen deze medicatie, dat is het dubbel van het aandeel thuiswonende senioren dat deze medicatie krijgt (9,2 procent).

Aanbevelingen
De wetenschappelijke literatuur duidt op twee verklaringen voor het hogere geneesmiddelengebruik bij rusthuisbewoners. Ten eerste de omvang en opleiding van de zorgequipe. Ten tweede de mate van organisatie en communicatie tussen de verschillende actoren verantwoordelijk voor het voorschrijven en toedienen van medicatie. Het gaat dan over de directie van het rusthuis, de coördinerende en raadgevende arts, het verzorgend personeel en de externe zorgverstrekkers zoals de huisarts van de bewoner en de apotheker.

CM formuleert drie aanbevelingen:

1. Een meer ondersteunende benadering van problematieken zodat bepaalde medicamenteuze behandelingen kunnen afgebouwd worden. Dit vereist een sensibilisering van het zorgpersoneel en het versterken van hun opleiding op het vlak van de niet-medicamenteuze, therapeutische aanpak van problemen.
2. Het versterken van de rol van de coördinerende en raadgevende arts (cra), zodat er een gemeenschappelijk geneesmiddelenbeleid kan komen binnen het woonzorgcentrum. “Hij moet onder meer het medicatiegebruik in de instelling opvolgen, hierover feedback geven aan de voorschrijvers en in overleg met hen bijsturen. Hij kan ook de samenwerking tussen de verschillende partijen stroomlijnen”, zegt Marc Justaert. Daarbij kan volgens hem het geneesmiddelenformularium helpen. Dat is een leidraad met een beperkt aantal aangeraden geneesmiddelen voor veel voorkomende aandoeningen.
3. De uitbreiding van de rol van de apotheker tot coördinator en adviesverstrekker in het voorschrijven van geneesmiddelen.
12 mei 2011 14u23
Bron: CM
zie ook rubriek