Voor het eerst werd in België gepeild naar verslavingsproblemen bij artsen-specialisten. Daarvoor kreeg de specialisten/les Spécialistes ook de steun van de belangrijkste artsenorganisaties en ziekenhuiskoepels. De editie van 28 juni publiceert een eerste rits resultaten. Een overzicht:
-1.501 artsen' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>artsen-specialisten namen deel aan de verslavingsenquête van het 14-daagse blad de Specialisten/les Spécialistes. De vragenlijst zat bij de editie van 3 mei en de peiling kon ook on-line beantwoord worden. 1.501 artsen is circa 5 à 6% van het aantal actieve specialisten in ons land. Wat blijkt eruit?
-alcohol. Tussen 14 en 18% scoort (lichtjes) positief op alcoholgebruik. Oudere artsen drinken aanzienlijk frequenter dan jongeren hoewel de laatste categorie meer aan ‘piekdrinken’ doet. Bij nogal wat anesthesisten en snijdende specialisten is dit een kwalijke gewoonte. En mannen lopen een aanzienlijk hoger risico dan vrouwen. Internationaal wijkt het drinkpatroon van de Belgische dokters niet fundamenteel af van het drinkgedrag van hun buitenlandse collega’s.
-(genees)middelen. Meer dan één arts op drie (35,1%, 527 dokters) gebruikte in het jaar dat de enquête voorafging een (genees)middel. Meestal om gezondheidsredenen maar bij 5,3% van de specialisten was de reden van het medicijngebruik toch ‘niet-medisch’ van aard.
a. gebruik stijgt met de leeftijd
Volgens een eerste batterij vragen (Audit) screent 14,1% van de Belgische specialisten positief op alcoholgebruik. Dat blijft doorgaans wel binnen de perken, 16 artsen lopen een hoger risico. De alcoholconsumptie stijgt aanzienlijk met de leeftijd: 8,0% van de min 30-jarigen loopt een relatief risico, bij de 65-plussers is dat meer dan een vijfde (21,9%). Uitgesplitst naar specialisme blijken naast gynaecologen (15,6%) vooral psychiaters en aanverwante (16,8%) gewoontedrinkers. Op het staal van 1.501 artsen is 6,1% geheelonthouder.
Aan de hand van vier eenvoudige vragen (Cage-vragen) kan bij 18,3% een (licht) alcoholprobleem vermoed worden. Opmerkelijk: niet minder dan een kwart van de drinkende specialisten (24,5%) voelde zich het afgelopen jaar wel eens schuldig of had spijt na een drinkgelag. Dat geldt vooral voor mannen (28,4%), veel minder voor vrouwen (19,8%). En nogal wat anesthesisten (31,8%) en gynaecologen (30,8%) zitten soms met een wrang gevoel. Eén drinkende dokter op drie (33,2%) overwoog al minder te gaan drinken en 7,1% kreeg opmerkingen. Een 60-tal artsen vond die kritiek irritant.
b. drinken is deel van dagelijks bestaan
Bijna één arts op drie (30,3%) drinkt, bijna dagelijks of minstens vier dagen per week. Vooral ouderen: twee op vijf (38,3%) 55-64-jarigen en meer dan de helft (52,4%) van de 65-plussers gebruiken nagenoeg elke dag alcohol. jongeren zijn minder frequente drinkers (4,5%). Alcohol zit duidelijk ingebakken in het leefpatroon.
Leeftijd en geslacht zijn belangrijke determinanten. Hoe ouder, hoe meer drank. En mannen drinken veel meer dan vrouwen. Twee op vijf mannelijke artsen (40,9%) consumeren bijna dagelijks alcohol terwijl dat bij de vrouwelijke artsen slechts één op vijf is (18,1%). Het dagelijkse drinkgedrag van psychiaters (32,7%) en anesthesisten (31,0%) ligt hoger dan gemiddeld.
Al bij al blijft het wel binnen de perken. Twee op drie (64,0%) houdt het bij één of twee glazen per dag. Wel gaat het bij meer dan een vijfde (23,3%) dan toch al over 3 à 4 glazen en voor 4% over nog meer alcohol. Vooral 65-plussers drinken veel. Bijna vier op tien 65-plussers haalt een dagelijkse consumptie van drie of meer glazen. Tussen 30 en 44 jaar gaat het over slechts twee op tien artsen. Snijdende specialismen (35,7%) drinken beduidend meer dan de relatief sobere pediaters (23,2%).
c. Piekdrinken
Bijna de helft (48,1%) van de 1.379 dokters die in deze enquête aangeven wel eens alcohol te consumeren doet aan ‘binge-drinking’, zijnde de consumptie van zes glazen of meer alcohol tijdens eenzelfde gelegenheid. Bij de meesten beperkt zich dat tot minder dan één keer per maand maar 16,8% doen iedere maand of nog vaker aan piekdrinken. Het loopt op tot 60% bij de drinkende mannelijke artsen terwijl ‘slechts’ één vrouwelijke dokter op drie (33,6%) het al eens stevig op een drinken zet. Opmerkelijk. Enerzijds drinken artsen van minder dan dertig jaar veel minder frequent dan hun oudere collegae. Anderzijds doen ze veel vaker aan piekdrinken: 61,5% van de min-30-jarigen doet het wel eens tegenover 45,4% van de 45-54-jarigen. Snijdende specialisten (58,1%) en vooral ook anesthesisten-intensivisten (59,1%) zijn notoire piekdrinkers. Meer dan één chirurg op vijf drinkt maandelijks, wekelijks of (bijna) dagelijks meer dan zes glazen alcohol.
d. Internationaal
De cijfers over het alcoholgebruik van de Belgische specialisten liggen in de lijn van het drinkgedrag bij artsen zoals het naar voren komt in buitenlandse studies. Op de Audit scoorde bijvoorbeeld 14,5% van de Finse huisartsen risico-niveau 2 of hoger. Ook in Finland bleken mannelijke huisartsen (17%) aanzienlijk meer te drinken dan vrouwelijke huisartsen (7%).
Een andere studie bij Duitse ziekenhuisartsen kwam uit op een positieve screening van 18,8%. Zeer opmerkelijk is dat ook bij de Oosterburen het piekdrinken bij artsen met 53% erg hoog scoorde. In Duitsland was dit eveneens vooral bij snijdende specialismen het geval. Ander onderzoek toonde aan dat Duitse en Noorse ziekenhuisspecialisten boven 55 jaar significant meer dronken dan hun jongere collegae.
e. Gezondheidsenquête
Interessant is de gegevens te vergelijken met de gezondheidsenquête die in 2008 bij een representatief staal van de Belgische bevolking werd afgenomen. Het jaar dat de gezondheidsenquête voorafging gaf 81% van onze landgenoten aan alcohol te hebben gedronken. Bij de artsen zegt 91,8% alcohol te drinken. In de lijn met de enquête bij de Belgische artsen is de vaststelling bij de algemene populatie dat mannen meer, vaker en grotere hoeveelheden alcohol drinken dan vrouwen (84% tegenover 77%). Met de leeftijd stijgt ook de consumptie, zij het minder uitgesproken dan bij het medisch korps. Bij de Belgen drinkt 21% van de 55-plussers dagelijks.
De gezondheidsenquête kwam tot de bevinding dat zich problematisch alcoholgebruik –meer dan 14 glazen per week voor vrouwen en meer dan 21 voor mannen- voordoet bij 8% van de bevolking. Zowel op basis van de Audit als van de Cage ligt dat bij de Belgische artsen een stuk hoger. Volgens de gezondheidsenquête stijgt de alcoholconsumptie trouwens progressief met het opleidingsniveau.
Wekelijks piekdrinken ten slotte doet bijna één Belg op twaalf (8%) terwijl bij de artsen 6,5% zegt wekelijks tot (bijna) dagelijks zes glazen of meer te drinken.
Meer dan één arts op drie (35,1%, 527 dokters) gebruikte in het jaar dat de enquête voorafging een (genees)middel. Meestal om gezondheidsredenen maar bij 5,3% van de specialisten was de reden van het medicijngebruik toch ‘niet-medisch’ van aard.
In absolute aantallen zijn er 79 dokters -15% van de 527 artsen die middelen gebruiken- die dit doen om niet-medische redenen. Een opsplitsing naar clusters van specialismen leert dat psychiaters, neuropsychiaters en neurologen meer medicijnen gebruiken dan gemiddeld. Bijna de helft (48,6%) nam de 365 dagen voorafgaand aan de peiling een (genees)middel. Bij 7,7% was de reden hiervoor niet-medisch. Ook vier op tien anesthesiologen doen dit en bij dit specialisme was de reden zelfs in 7,8% van de gevallen niet-medisch. Al scoren gynaecologen met 8,2% nog slechter.
Niet-medisch verantwoorde gebruik stijgt met de leeftijd (6,7% boven 65) en ligt hoger bij mannen (6,2%) dan bij vrouwen (4,3%). Waarom artsen dit doen bevroegen we niet. Allicht houdt het verband met het roeseffect, om beter te kunnen presteren, zich beter te voelen enzoverder.
a. Vooral slaapmiddelen
Welke (genees)middelen zijn populair? Bijna drie kwart (71,3%) van de 1.501 specialisten nam het afgelopen jaar klassieke analgetica zoals paracetamol. De consumptie hiervan ligt een stuk hoger bij vrouwen (77,2%) dan bij mannen (66,2%) en ligt opmerkelijk hoog in de leeftijdscategorie tot 44 jaar. Tot die leeftijd nemen vier op vijf artsen paracetamol en aanverwante medicijnen. Bij de 65-plussers is dat ‘slechts’ 58,5%. Opgedeeld naar specialisme spannen anesthesisten de kroon (81,9%).
Bijna een vijfde (17,5%) van de artsen neemt slaapmiddelen en het gaat hier dan eerder over vrouwen (19,4%) dan over mannen (15,8%). Opmerkelijk is dat vooral artsen op het hoogtepunt van hun beroepsactieve loopbaan hieraan nood hebben. Bij de 45 tot 54-jarigen gaat het over 20,5% en bij de 55-64-jarigen zelfs over 23,1% van de artsen die de enquête invulden. Een kwart van de anesthesisten (24,1%) maakt er gebruik van hoewel ook de cluster rond psychiatrie hoog scoort (19,2%).
527 artsen gebruikten het afgelopen jaar middelen. In 8,5% van de gevallen ging het dan over een kalmeermiddel en beduidend meer mannelijke dan vrouwelijke artsen hadden er behoefte aan. Vooral ook zijn hierbij 65-plussers (11%) betrokken. Psychiaters (13,5%) en anesthesisten (12,1%) spannen de kroon qua consumptie van kalmeermiddelen.
Narcotische analgetica werden gebruikt door 33 artsen (2,2%). Het gaat dan over producten zoals fentanyl en morfine. Vooral –jongere- mannelijke artsen en anesthesisten (5,2%) steken er bovenuit.
b. Illegale drugs
Tot slot zegden 17 artsen (1,1%) te experimenteren met illegale drugs zoals cocaïne, amfetamine of XTC. Mannen zijn hierbij in de meerderheid (11) en dan vooral jongere artsen. 12 van de 17 gebruikers is niet ouder dan 44, geen enkele arts van boven de 65 is bezig met illegale drugs.
c. Auto-prescriptie
Op het staal van 1.501 artsen schrijft niet minder dan 13,6% zichzelf wel eens psycho-actieve medicatie voor. Mannelijke dokters doen dit vaker dan vrouwelijk en meer ouderen (plus 65) doen het dan jongere. Psychiaters (28,4%) in de eerste plaats maar ook anesthesisten (14,7%) zien hierin geen graten.
Nog anders uitgedrukt: meer dan een kwart (27,1%) van de 527 artsen die het afgelopen jaar middelen gebruikten, schreef ze zichzelf voor. Een twintigtal collegae vroeg bovendien een willekeurige arts die niet de behandelende arts was om hem/haar geneesmiddelen voor te schrijven.
d. Misbruik
Vierentwintig artsen -19 mannen, 5 vrouwen, 1,6% van het totale staal- geven in deze enquête aan effectief middelen te misbruiken. Statistisch is deze groep uiteraard te klein om relevante uitspraken te doen. Zo zegt negen van de 24 artsen niet meer probleemloos te kunnen stoppen met middelengebruik. Acht artsen ervaren ontwenningsverschijnselen en twee dokters waren betrokken bij illegale activiteiten om middelen te verkrijgen.
e. gezondheidsenquête
Wat het gebruik van illegale drugs betreft, scoren dokters duidelijk beter dan de doorsnee Belg, zo leert ons een vergelijking van de gegevens uit deze peiling met de gezondheidsenquête uit 2008.Van de artsen gebruikte 1,1% het afgelopen jaar illegale drugs. Uit de gezondheidsenquête blijkt dat 14% van de mensen (16-64 jaar) minstens éénmaal cannabis, hasj of marihuana gebruikte. 5,1% gebruikte cannabis het laatste jaar en 3,1% de afgelopen 30 dagen. Bij de jongeren (15-34 jaar) gebruikte zelfs 26% ooit cannabis, 11% het laatste jaar en 7% de afgelopen dagen. De levenslange prevalentie van illegale drugs bij de bevolking bedraagt 6%. De informatie is niet altijd goed vergelijkbaar maar artsen lijken het in doorsnee beter te doen dan de Belgen in het algemeen.
Ook het legale middelengebruik vergelijken is lastig. De gezondheidsenquête ging immers het gebruik na tijdens de twee weken die de bevraging voorafgingen. Gedurende die periode nam 51% van de bevolking voorgeschreven en 22% niet-voorgeschreven middelen. Het ging aanzienlijk vaker over vrouwen dan over mannen.
Technische fiche
De antwoorden van 1.500 artsen-specialisten werden verwerkt. Een analyse van het staal leert dat 802 Nederlands- en 699 Franstalige artsen antwoorden. 53,4% zijn mannen, 46,6% vrouwen en daarmee is het zwakke geslacht wat te fors vertegenwoordigd. Volgens de overheidsstatistieken maken vrouwelijke artsen slechts 36% uit van het medische korps.
Het leeftijdsprofiel spoort wel naadloos met de statistieken van Volksgezondheid. 5,5% van de respondenten is jonger dan 30, 35,2% tussen 30 en 44, 23,7% tussen 45 en 54, 22,8% tussen 55 en 64. Ten slotte zijn de 65-plussers met 10,9% en de artsen in opleiding maken 8,5% van het staal uit.
De helft van de artsen werkt uitsluitend in het ziekenhuis, een kwart heeft daarnaast nog een privé-praktijk. In totaal gaat het dus voor driekwart om ziekenhuisspecialisten. 14,7% werkt uitsluitend privé en 6,4% in een medisch centrum of polikliniek.
Psychiaters (9,9%), pediaters (9,4%) en gynaecologen-obstetrici (8,9%) zijn het best vertegenwoordig in het staal van 1.501 antwoorden. Verder: anesthesie-renanimatie (7,7%), inwendige geneeskunde (6,9%) en chirurgie (5,3%). Volgens de gegevens van Volksgezondheid telt België relatief het grootste aantal artsen in het specialisme anesthesie-reanimatie (9%). Daarna volgen inwendige geneeskunde (8%), psychiatrie (7%), heelkunde (7%), radiodiagnose (7%), pediatrie (7%) en gynaecologie-verloskunde (6%).
Er werd een indeling gemaakt in zeven clusters van verwante specialismen met meer dan 100 artsen. Met name: snijdende specialismen (chirurgie, orthopedie, plastische chirurgie, neurochirurgie, stomatologie, totaal 156 artsen); anesthesie-reanimatie (116); psychiatrie, neuropsychiatrie, urologie' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>neurologie (208); inwendige geneeskunde, maag- darmgeneeskunde, hartziekten, pneumologie, geriatrie, reumatologie (267); pediatrie (141); rest (andere, medische beeldvorming, oftalmologie, NKO, fysische geneeskunde, urologie, klinische biologie, radiotherapie-oncologie, kerngeneeskunde, geen antwoord, anatomo-pathologie, beheer van gezondheidsgegevens, 470 artsen); verloskunde-gynaecologie (134).
Vragenlijsten
Het alcoholgebruik werd getoetst aan twee vragenlijsten.
De door de WGO gebruikte Alcohol Use Disorders Identification Test (Audit) telt tien eenvoudige vragen. Elk antwoord is een aantal punten waard. Op basis van het totale aantal punten volgt een indeling in risico-niveaus.
Niveau 1 (0-7 punten) vergt louter enige opvoeding in verband met alcohol. Op niveau 2 (8-15) volstaat een eenvoudig advies, zone 3 (16-19) vergt een eenvoudig advies, korte counseling en voortdurende monitoring en wie zich in zone 4 (20-40) bevindt wordt voor diagnose en behandeling naar een specialist verwezen. Hierbij dient opgemerkt dat bij mannen een score groter of gelijk aan 8 op 40 een positieve screening betekent en dat deze grens bij vrouwen en 65-plussers 7 bedraagt.
De Cage-vragenlijst –afkorting van Cutdown, Annoyed, Guilty, Eye-opener- telt vier vragen. Een positief antwoord op twee van de vier vragen bevestigt het vermoeden dat er een alcoholprobleem bestaat. Het is dan gewenst een afspraak te maken voor een diagnostisch onderzoek.
Het (genees)middelengebruik gingen we na aan de hand van de Drug Abuse Screening Test (Dast). Aan de hand van een batterij van tien vragen waarop enkel met ja en neen kon geantwoord worden, ging de enquête het misbruik en de impact van middelengebruik na. Misbruik wordt omschreven als “een hoger gebruik van ‘over the counter’ psychoactieve medicatie dan wat de bijsluiter vermeldt of wat is voorgeschreven plus elk niet-medisch gebruik van illegale drugs.
Dast-vragen zijn onder ander of men meer dan één middel tegelijk gebruikt, of men zijn familie verwaarloost als gevolg van het middelengebruik enz.
Elk antwoord krijgt een 0 of een 1 als score en de totale score wordt opgeteld. Vanaf 1 punt zijn er aanwijzingen voor problematische gevolgen van het gebruik.
0: geen problemen, geen actie
1-2: beperkt risico, monitoring, nieuwe inschatting op later tijdstip
3-5: duidelijk verhoogd risico, verder onderzoek
6-8: sterk verhoogd risico, intensieve opvolging.
Met de steun van…
De enquête werd mede mogelijk gemaakt dankzij de steun van:
•Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (bvas)
•Icuro, koepel van Vlaamse ziekenhuizen met publieke partners
•Kartel ASGB/GBO
•Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-Specialisten (VBS)
•Vlaams Geneeskundigen Verbond
•Vlaamse Vereniging van Hoofdgeneesheren
•Zorgnet Vlaanderen
-alcohol. Tussen 14 en 18% scoort (lichtjes) positief op alcoholgebruik. Oudere artsen drinken aanzienlijk frequenter dan jongeren hoewel de laatste categorie meer aan ‘piekdrinken’ doet. Bij nogal wat anesthesisten en snijdende specialisten is dit een kwalijke gewoonte. En mannen lopen een aanzienlijk hoger risico dan vrouwen. Internationaal wijkt het drinkpatroon van de Belgische dokters niet fundamenteel af van het drinkgedrag van hun buitenlandse collega’s.
-(genees)middelen. Meer dan één arts op drie (35,1%, 527 dokters) gebruikte in het jaar dat de enquête voorafging een (genees)middel. Meestal om gezondheidsredenen maar bij 5,3% van de specialisten was de reden van het medicijngebruik toch ‘niet-medisch’ van aard.
1. Alcohol
a. gebruik stijgt met de leeftijd
Volgens een eerste batterij vragen (Audit) screent 14,1% van de Belgische specialisten positief op alcoholgebruik. Dat blijft doorgaans wel binnen de perken, 16 artsen lopen een hoger risico. De alcoholconsumptie stijgt aanzienlijk met de leeftijd: 8,0% van de min 30-jarigen loopt een relatief risico, bij de 65-plussers is dat meer dan een vijfde (21,9%). Uitgesplitst naar specialisme blijken naast gynaecologen (15,6%) vooral psychiaters en aanverwante (16,8%) gewoontedrinkers. Op het staal van 1.501 artsen is 6,1% geheelonthouder.
Aan de hand van vier eenvoudige vragen (Cage-vragen) kan bij 18,3% een (licht) alcoholprobleem vermoed worden. Opmerkelijk: niet minder dan een kwart van de drinkende specialisten (24,5%) voelde zich het afgelopen jaar wel eens schuldig of had spijt na een drinkgelag. Dat geldt vooral voor mannen (28,4%), veel minder voor vrouwen (19,8%). En nogal wat anesthesisten (31,8%) en gynaecologen (30,8%) zitten soms met een wrang gevoel. Eén drinkende dokter op drie (33,2%) overwoog al minder te gaan drinken en 7,1% kreeg opmerkingen. Een 60-tal artsen vond die kritiek irritant.
b. drinken is deel van dagelijks bestaan
Bijna één arts op drie (30,3%) drinkt, bijna dagelijks of minstens vier dagen per week. Vooral ouderen: twee op vijf (38,3%) 55-64-jarigen en meer dan de helft (52,4%) van de 65-plussers gebruiken nagenoeg elke dag alcohol. jongeren zijn minder frequente drinkers (4,5%). Alcohol zit duidelijk ingebakken in het leefpatroon.
Leeftijd en geslacht zijn belangrijke determinanten. Hoe ouder, hoe meer drank. En mannen drinken veel meer dan vrouwen. Twee op vijf mannelijke artsen (40,9%) consumeren bijna dagelijks alcohol terwijl dat bij de vrouwelijke artsen slechts één op vijf is (18,1%). Het dagelijkse drinkgedrag van psychiaters (32,7%) en anesthesisten (31,0%) ligt hoger dan gemiddeld.
Al bij al blijft het wel binnen de perken. Twee op drie (64,0%) houdt het bij één of twee glazen per dag. Wel gaat het bij meer dan een vijfde (23,3%) dan toch al over 3 à 4 glazen en voor 4% over nog meer alcohol. Vooral 65-plussers drinken veel. Bijna vier op tien 65-plussers haalt een dagelijkse consumptie van drie of meer glazen. Tussen 30 en 44 jaar gaat het over slechts twee op tien artsen. Snijdende specialismen (35,7%) drinken beduidend meer dan de relatief sobere pediaters (23,2%).
c. Piekdrinken
Bijna de helft (48,1%) van de 1.379 dokters die in deze enquête aangeven wel eens alcohol te consumeren doet aan ‘binge-drinking’, zijnde de consumptie van zes glazen of meer alcohol tijdens eenzelfde gelegenheid. Bij de meesten beperkt zich dat tot minder dan één keer per maand maar 16,8% doen iedere maand of nog vaker aan piekdrinken. Het loopt op tot 60% bij de drinkende mannelijke artsen terwijl ‘slechts’ één vrouwelijke dokter op drie (33,6%) het al eens stevig op een drinken zet. Opmerkelijk. Enerzijds drinken artsen van minder dan dertig jaar veel minder frequent dan hun oudere collegae. Anderzijds doen ze veel vaker aan piekdrinken: 61,5% van de min-30-jarigen doet het wel eens tegenover 45,4% van de 45-54-jarigen. Snijdende specialisten (58,1%) en vooral ook anesthesisten-intensivisten (59,1%) zijn notoire piekdrinkers. Meer dan één chirurg op vijf drinkt maandelijks, wekelijks of (bijna) dagelijks meer dan zes glazen alcohol.
d. Internationaal
De cijfers over het alcoholgebruik van de Belgische specialisten liggen in de lijn van het drinkgedrag bij artsen zoals het naar voren komt in buitenlandse studies. Op de Audit scoorde bijvoorbeeld 14,5% van de Finse huisartsen risico-niveau 2 of hoger. Ook in Finland bleken mannelijke huisartsen (17%) aanzienlijk meer te drinken dan vrouwelijke huisartsen (7%).
Een andere studie bij Duitse ziekenhuisartsen kwam uit op een positieve screening van 18,8%. Zeer opmerkelijk is dat ook bij de Oosterburen het piekdrinken bij artsen met 53% erg hoog scoorde. In Duitsland was dit eveneens vooral bij snijdende specialismen het geval. Ander onderzoek toonde aan dat Duitse en Noorse ziekenhuisspecialisten boven 55 jaar significant meer dronken dan hun jongere collegae.
e. Gezondheidsenquête
Interessant is de gegevens te vergelijken met de gezondheidsenquête die in 2008 bij een representatief staal van de Belgische bevolking werd afgenomen. Het jaar dat de gezondheidsenquête voorafging gaf 81% van onze landgenoten aan alcohol te hebben gedronken. Bij de artsen zegt 91,8% alcohol te drinken. In de lijn met de enquête bij de Belgische artsen is de vaststelling bij de algemene populatie dat mannen meer, vaker en grotere hoeveelheden alcohol drinken dan vrouwen (84% tegenover 77%). Met de leeftijd stijgt ook de consumptie, zij het minder uitgesproken dan bij het medisch korps. Bij de Belgen drinkt 21% van de 55-plussers dagelijks.
De gezondheidsenquête kwam tot de bevinding dat zich problematisch alcoholgebruik –meer dan 14 glazen per week voor vrouwen en meer dan 21 voor mannen- voordoet bij 8% van de bevolking. Zowel op basis van de Audit als van de Cage ligt dat bij de Belgische artsen een stuk hoger. Volgens de gezondheidsenquête stijgt de alcoholconsumptie trouwens progressief met het opleidingsniveau.
Wekelijks piekdrinken ten slotte doet bijna één Belg op twaalf (8%) terwijl bij de artsen 6,5% zegt wekelijks tot (bijna) dagelijks zes glazen of meer te drinken.
2. (genees)middelen
Meer dan één arts op drie (35,1%, 527 dokters) gebruikte in het jaar dat de enquête voorafging een (genees)middel. Meestal om gezondheidsredenen maar bij 5,3% van de specialisten was de reden van het medicijngebruik toch ‘niet-medisch’ van aard.
In absolute aantallen zijn er 79 dokters -15% van de 527 artsen die middelen gebruiken- die dit doen om niet-medische redenen. Een opsplitsing naar clusters van specialismen leert dat psychiaters, neuropsychiaters en neurologen meer medicijnen gebruiken dan gemiddeld. Bijna de helft (48,6%) nam de 365 dagen voorafgaand aan de peiling een (genees)middel. Bij 7,7% was de reden hiervoor niet-medisch. Ook vier op tien anesthesiologen doen dit en bij dit specialisme was de reden zelfs in 7,8% van de gevallen niet-medisch. Al scoren gynaecologen met 8,2% nog slechter.
Niet-medisch verantwoorde gebruik stijgt met de leeftijd (6,7% boven 65) en ligt hoger bij mannen (6,2%) dan bij vrouwen (4,3%). Waarom artsen dit doen bevroegen we niet. Allicht houdt het verband met het roeseffect, om beter te kunnen presteren, zich beter te voelen enzoverder.
a. Vooral slaapmiddelen
Welke (genees)middelen zijn populair? Bijna drie kwart (71,3%) van de 1.501 specialisten nam het afgelopen jaar klassieke analgetica zoals paracetamol. De consumptie hiervan ligt een stuk hoger bij vrouwen (77,2%) dan bij mannen (66,2%) en ligt opmerkelijk hoog in de leeftijdscategorie tot 44 jaar. Tot die leeftijd nemen vier op vijf artsen paracetamol en aanverwante medicijnen. Bij de 65-plussers is dat ‘slechts’ 58,5%. Opgedeeld naar specialisme spannen anesthesisten de kroon (81,9%).
Bijna een vijfde (17,5%) van de artsen neemt slaapmiddelen en het gaat hier dan eerder over vrouwen (19,4%) dan over mannen (15,8%). Opmerkelijk is dat vooral artsen op het hoogtepunt van hun beroepsactieve loopbaan hieraan nood hebben. Bij de 45 tot 54-jarigen gaat het over 20,5% en bij de 55-64-jarigen zelfs over 23,1% van de artsen die de enquête invulden. Een kwart van de anesthesisten (24,1%) maakt er gebruik van hoewel ook de cluster rond psychiatrie hoog scoort (19,2%).
527 artsen gebruikten het afgelopen jaar middelen. In 8,5% van de gevallen ging het dan over een kalmeermiddel en beduidend meer mannelijke dan vrouwelijke artsen hadden er behoefte aan. Vooral ook zijn hierbij 65-plussers (11%) betrokken. Psychiaters (13,5%) en anesthesisten (12,1%) spannen de kroon qua consumptie van kalmeermiddelen.
Narcotische analgetica werden gebruikt door 33 artsen (2,2%). Het gaat dan over producten zoals fentanyl en morfine. Vooral –jongere- mannelijke artsen en anesthesisten (5,2%) steken er bovenuit.
b. Illegale drugs
Tot slot zegden 17 artsen (1,1%) te experimenteren met illegale drugs zoals cocaïne, amfetamine of XTC. Mannen zijn hierbij in de meerderheid (11) en dan vooral jongere artsen. 12 van de 17 gebruikers is niet ouder dan 44, geen enkele arts van boven de 65 is bezig met illegale drugs.
c. Auto-prescriptie
Op het staal van 1.501 artsen schrijft niet minder dan 13,6% zichzelf wel eens psycho-actieve medicatie voor. Mannelijke dokters doen dit vaker dan vrouwelijk en meer ouderen (plus 65) doen het dan jongere. Psychiaters (28,4%) in de eerste plaats maar ook anesthesisten (14,7%) zien hierin geen graten.
Nog anders uitgedrukt: meer dan een kwart (27,1%) van de 527 artsen die het afgelopen jaar middelen gebruikten, schreef ze zichzelf voor. Een twintigtal collegae vroeg bovendien een willekeurige arts die niet de behandelende arts was om hem/haar geneesmiddelen voor te schrijven.
d. Misbruik
Vierentwintig artsen -19 mannen, 5 vrouwen, 1,6% van het totale staal- geven in deze enquête aan effectief middelen te misbruiken. Statistisch is deze groep uiteraard te klein om relevante uitspraken te doen. Zo zegt negen van de 24 artsen niet meer probleemloos te kunnen stoppen met middelengebruik. Acht artsen ervaren ontwenningsverschijnselen en twee dokters waren betrokken bij illegale activiteiten om middelen te verkrijgen.
e. gezondheidsenquête
Wat het gebruik van illegale drugs betreft, scoren dokters duidelijk beter dan de doorsnee Belg, zo leert ons een vergelijking van de gegevens uit deze peiling met de gezondheidsenquête uit 2008.Van de artsen gebruikte 1,1% het afgelopen jaar illegale drugs. Uit de gezondheidsenquête blijkt dat 14% van de mensen (16-64 jaar) minstens éénmaal cannabis, hasj of marihuana gebruikte. 5,1% gebruikte cannabis het laatste jaar en 3,1% de afgelopen 30 dagen. Bij de jongeren (15-34 jaar) gebruikte zelfs 26% ooit cannabis, 11% het laatste jaar en 7% de afgelopen dagen. De levenslange prevalentie van illegale drugs bij de bevolking bedraagt 6%. De informatie is niet altijd goed vergelijkbaar maar artsen lijken het in doorsnee beter te doen dan de Belgen in het algemeen.
Ook het legale middelengebruik vergelijken is lastig. De gezondheidsenquête ging immers het gebruik na tijdens de twee weken die de bevraging voorafgingen. Gedurende die periode nam 51% van de bevolking voorgeschreven en 22% niet-voorgeschreven middelen. Het ging aanzienlijk vaker over vrouwen dan over mannen.
Technische fiche
De antwoorden van 1.500 artsen-specialisten werden verwerkt. Een analyse van het staal leert dat 802 Nederlands- en 699 Franstalige artsen antwoorden. 53,4% zijn mannen, 46,6% vrouwen en daarmee is het zwakke geslacht wat te fors vertegenwoordigd. Volgens de overheidsstatistieken maken vrouwelijke artsen slechts 36% uit van het medische korps.
Het leeftijdsprofiel spoort wel naadloos met de statistieken van Volksgezondheid. 5,5% van de respondenten is jonger dan 30, 35,2% tussen 30 en 44, 23,7% tussen 45 en 54, 22,8% tussen 55 en 64. Ten slotte zijn de 65-plussers met 10,9% en de artsen in opleiding maken 8,5% van het staal uit.
De helft van de artsen werkt uitsluitend in het ziekenhuis, een kwart heeft daarnaast nog een privé-praktijk. In totaal gaat het dus voor driekwart om ziekenhuisspecialisten. 14,7% werkt uitsluitend privé en 6,4% in een medisch centrum of polikliniek.
Psychiaters (9,9%), pediaters (9,4%) en gynaecologen-obstetrici (8,9%) zijn het best vertegenwoordig in het staal van 1.501 antwoorden. Verder: anesthesie-renanimatie (7,7%), inwendige geneeskunde (6,9%) en chirurgie (5,3%). Volgens de gegevens van Volksgezondheid telt België relatief het grootste aantal artsen in het specialisme anesthesie-reanimatie (9%). Daarna volgen inwendige geneeskunde (8%), psychiatrie (7%), heelkunde (7%), radiodiagnose (7%), pediatrie (7%) en gynaecologie-verloskunde (6%).
Er werd een indeling gemaakt in zeven clusters van verwante specialismen met meer dan 100 artsen. Met name: snijdende specialismen (chirurgie, orthopedie, plastische chirurgie, neurochirurgie, stomatologie, totaal 156 artsen); anesthesie-reanimatie (116); psychiatrie, neuropsychiatrie, urologie' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>neurologie (208); inwendige geneeskunde, maag- darmgeneeskunde, hartziekten, pneumologie, geriatrie, reumatologie (267); pediatrie (141); rest (andere, medische beeldvorming, oftalmologie, NKO, fysische geneeskunde, urologie, klinische biologie, radiotherapie-oncologie, kerngeneeskunde, geen antwoord, anatomo-pathologie, beheer van gezondheidsgegevens, 470 artsen); verloskunde-gynaecologie (134).
Vragenlijsten
Het alcoholgebruik werd getoetst aan twee vragenlijsten.
De door de WGO gebruikte Alcohol Use Disorders Identification Test (Audit) telt tien eenvoudige vragen. Elk antwoord is een aantal punten waard. Op basis van het totale aantal punten volgt een indeling in risico-niveaus.
Niveau 1 (0-7 punten) vergt louter enige opvoeding in verband met alcohol. Op niveau 2 (8-15) volstaat een eenvoudig advies, zone 3 (16-19) vergt een eenvoudig advies, korte counseling en voortdurende monitoring en wie zich in zone 4 (20-40) bevindt wordt voor diagnose en behandeling naar een specialist verwezen. Hierbij dient opgemerkt dat bij mannen een score groter of gelijk aan 8 op 40 een positieve screening betekent en dat deze grens bij vrouwen en 65-plussers 7 bedraagt.
De Cage-vragenlijst –afkorting van Cutdown, Annoyed, Guilty, Eye-opener- telt vier vragen. Een positief antwoord op twee van de vier vragen bevestigt het vermoeden dat er een alcoholprobleem bestaat. Het is dan gewenst een afspraak te maken voor een diagnostisch onderzoek.
Het (genees)middelengebruik gingen we na aan de hand van de Drug Abuse Screening Test (Dast). Aan de hand van een batterij van tien vragen waarop enkel met ja en neen kon geantwoord worden, ging de enquête het misbruik en de impact van middelengebruik na. Misbruik wordt omschreven als “een hoger gebruik van ‘over the counter’ psychoactieve medicatie dan wat de bijsluiter vermeldt of wat is voorgeschreven plus elk niet-medisch gebruik van illegale drugs.
Dast-vragen zijn onder ander of men meer dan één middel tegelijk gebruikt, of men zijn familie verwaarloost als gevolg van het middelengebruik enz.
Elk antwoord krijgt een 0 of een 1 als score en de totale score wordt opgeteld. Vanaf 1 punt zijn er aanwijzingen voor problematische gevolgen van het gebruik.
0: geen problemen, geen actie
1-2: beperkt risico, monitoring, nieuwe inschatting op later tijdstip
3-5: duidelijk verhoogd risico, verder onderzoek
6-8: sterk verhoogd risico, intensieve opvolging.
Met de steun van…
De enquête werd mede mogelijk gemaakt dankzij de steun van:
•Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (bvas)
•Icuro, koepel van Vlaamse ziekenhuizen met publieke partners
•Kartel ASGB/GBO
•Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-Specialisten (VBS)
•Vlaams Geneeskundigen Verbond
•Vlaamse Vereniging van Hoofdgeneesheren
•Zorgnet Vlaanderen