HET wetsvoorstel-Leduc tot wijziging van de euthanasiewet heeft tot nu toe vooral de media gehaald omdat het euthanasie bij minderjarigen en dementerenden mogelijk wil maken. Het derde luik ervan bleef in de schaduw.
Artikel twintig van het voorstel bevat echter de volgende bepaling: ,,De arts die weigert in te gaan op een euthanasieverzoek moet het medische dossier van de patiënt meedelen aan een andere arts, met het oog op het verzekeren van de continuïteit van de zorgen. Op eenvoudig verzoek van de patiënt of de vertrouwenspersoon moet de arts steeds het medisch dossier van de patiënt meedelen aan de arts die is aangewezen door de patiënt of de vertrouwenspersoon".
Volgens de toelichting bij het voorstel-Leduc is het de bedoeling een doorverwijsplicht op te leggen aan artsen die gewetensbezwaren hebben tegen de uitvoering van euthanasie. Bovendien moet worden doorverwezen naar een arts die bereid is om euthanasie uit te voeren. Dat staat niet met zoveel woorden in het voorstel maar de woorden ,,het verzekeren van de continuïteit van de zorgen'' moeten zo worden begrepen.
Deze toelichting roept vanuit medisch-rechtelijk perspectief heel wat vragen op. Zonder enige motivering wordt euthanasie immers gelijkgesteld met om het even welke medische handeling. Maar lang niet iedereen is het daarmee eens. De Raad van State, bijvoorbeeld, denkt daar anders over, maar daarover rept de toelichting niet.
Een andere vraag is waarom een omweg via het kb nummer 78 (,,verzekeren van de continuïteit'') wordt gemaakt om aan artsen die weigeren euthanasie uit te voeren, een doorverwijsplicht op te leggen. Wat belet de indieners van het voorstel deze plicht klaar en duidelijk in de euthanasiewet op te nemen?
Volgens mij speculeren zij erop minder weerstand bij de publieke opinie en bij artsen op te roepen door die omweg te nemen. Is het niet 'normaal' dat een arts die een behandeling niet zelf wil uitvoeren, een collega inschakelt om dat te doen?
De omweg van de continuïteitsplicht volgen heeft echter een neveneffect waarvan niet duidelijk is of het wel bedoeld is. Het ,,nemen van alle maatregelen om de continuïteit van de zorg te verzekeren'' houdt namelijk een resultaatsverbintenis in. De arts die niet zelf kan instaan voor de zorgverlening, moet ,,verzekeren'' dat een collega dat in zijn plaats doet. Vindt hij niemand, dan rest hem niets anders dan zelf voor de nodige zorg in te staan.
Zo gelezen, houdt de voorgestelde wijziging van dat onderdeel van de euthanasiewet niet alleen een doorverwijsplicht in naar een arts die bereid is euthanasie uit te voeren, maar ook de plicht om euthanasie zelf uit te voeren, als er geen collega bereid gevonden wordt dat te doen. Ik mag hopen dat dat niet de bedoeling is.
Aan het artikel in de euthanasiewet dat bepaalt dat geen arts kan worden gedwongen euthanasie uit te voeren, wordt namelijk niet geraakt. Maar dat neemt niet weg dat mijn lezing voor iemand die met deze materie vertrouwd is vanzelf voortvloeit uit de inbedding van de doorverwijsplicht in de continuïteitsplicht.
Volgens de toelichting bij het voorstel-Leduc is het de bedoeling een doorverwijsplicht op te leggen aan artsen die gewetensbezwaren hebben tegen de uitvoering van euthanasie. Bovendien moet worden doorverwezen naar een arts die bereid is om euthanasie uit te voeren. Dat staat niet met zoveel woorden in het voorstel maar de woorden ,,het verzekeren van de continuïteit van de zorgen'' moeten zo worden begrepen.
Deze toelichting roept vanuit medisch-rechtelijk perspectief heel wat vragen op. Zonder enige motivering wordt euthanasie immers gelijkgesteld met om het even welke medische handeling. Maar lang niet iedereen is het daarmee eens. De Raad van State, bijvoorbeeld, denkt daar anders over, maar daarover rept de toelichting niet.
Een andere vraag is waarom een omweg via het kb nummer 78 (,,verzekeren van de continuïteit'') wordt gemaakt om aan artsen die weigeren euthanasie uit te voeren, een doorverwijsplicht op te leggen. Wat belet de indieners van het voorstel deze plicht klaar en duidelijk in de euthanasiewet op te nemen?
Volgens mij speculeren zij erop minder weerstand bij de publieke opinie en bij artsen op te roepen door die omweg te nemen. Is het niet 'normaal' dat een arts die een behandeling niet zelf wil uitvoeren, een collega inschakelt om dat te doen?
De omweg van de continuïteitsplicht volgen heeft echter een neveneffect waarvan niet duidelijk is of het wel bedoeld is. Het ,,nemen van alle maatregelen om de continuïteit van de zorg te verzekeren'' houdt namelijk een resultaatsverbintenis in. De arts die niet zelf kan instaan voor de zorgverlening, moet ,,verzekeren'' dat een collega dat in zijn plaats doet. Vindt hij niemand, dan rest hem niets anders dan zelf voor de nodige zorg in te staan.
Zo gelezen, houdt de voorgestelde wijziging van dat onderdeel van de euthanasiewet niet alleen een doorverwijsplicht in naar een arts die bereid is euthanasie uit te voeren, maar ook de plicht om euthanasie zelf uit te voeren, als er geen collega bereid gevonden wordt dat te doen. Ik mag hopen dat dat niet de bedoeling is.
Aan het artikel in de euthanasiewet dat bepaalt dat geen arts kan worden gedwongen euthanasie uit te voeren, wordt namelijk niet geraakt. Maar dat neemt niet weg dat mijn lezing voor iemand die met deze materie vertrouwd is vanzelf voortvloeit uit de inbedding van de doorverwijsplicht in de continuïteitsplicht.