Thuisverplegers mislopen miljoenen door niet geïnd remgeld

Het thuisverplegend personeel in België misloopt elk jaar miljoenen euro's omdat ze het remgeld niet innen. Dat blijkt uit een studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen. Het remgeld is het deel van de dokters- of verplegersrekening dat de patiënt zelf moet betalen. De rest van het bedrag wordt gedekt door het ziekenfonds.
Waarom innen de verpleegkundigen hun remgeld niet bij
thuisverzorging? (alleen al bij de leden van de Onafhankelijke
ziekenfondsen laten ze zo bijna 19 miljoen doorhun vingers glippen).
De afhankelijkheid van de patiënt speelt mee. Vreemd genoeg zijn het
de lokale gebruiken, die maken dat de verpleegkundigen het remgeld
systematisch “vergeten”, niet zozeer het sociale profiel van de
patiënten. Duidelijke wettelijke regels bepalen is de boodschap,
vinden de Onafhankelijke ziekenfondsen.

De context

Op 20 september 2005, bepaalde de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid in een koninklijk besluit dat het remgeld (het deel
dat de patiënt uit eigen zak moet betalen) verplicht geïnd moet
worden bij thuisverpleging.

Het doel van de maatregel beantwoordt aan de bestaansreden van het
remgeld: “De bewustwording en de verantwoordelijkheid van de patiënt
bevorderen, een indirecte controle uitvoeren op de evolutie van de
uitgaven in de verplichte verzekering en in dit geval de uitgaven
voor de honoraria van beoefenaars van de verpleegkunde controleren”.

De wet slaat niet op “patiënten, die dagelijks verzorging nodig
hebben over een lange periode”. De wet wil de toegang tot
noodzakelijke verzorging immers niet in het gedrang brengen.

De verstrekkingen die wel door deze maatregel geviseerd werden,
waren:
- de hygiënische verzorging (toilet) bij de patiënt thuis, tijdens
de week, bij rechthebbenden, die niet elke dag een toilet nodig
hebben, gezien het niveau en de aard van hun afhankelijkheid;
- het aanbrengen van zalf of het toedienen van medicatie bij de
patiënt thuis;
- drukverbanden (kompressen) aanbrengen bij de patiënt thuis;
- "eenvoudige" wondverzorging thuis;

Het KB moest normaal in werking treden in maart 2006. Na kritiek werd
het besluit ingetrokken in februari 2006.

De kwestie van de verplichte inning van het remgeld is nochtans nog
steeds aan de orde, net zoals de criteria, die de verpleegkundigen
toepassen om het remgeld al dan niet te innen.

De studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen

De Onafhankelijke Ziekenfondsen wilden de verklarende factoren voor
de inning of niet van het remgeld door verpleegkundigen toch eens op
een rijtje zetten.

Deze studie is een primeur, want bekijkt het gedrag van de
verpleegkundigen t.a.v. individuen met een bepaald sociaal profiel én
consumptiepatroon. Ook de verblijfplaats werd als uitgangspunt van de
studie genomen.


Welke verpleegkundige verstrekkingen worden in de verplichte
verzekering terugbetaald?

- inspuitingen,
- toezicht en wondverzorging,
- sondering en blaasspoeling,
- vaginale spoeling,
- verwijdering van fecalomen, lavement, maagspoeling,
gastro-intestinale drainage,
- luchtwegenaspiraties,
- enterale voeding via sonde.

Bovenop die technische verzorging, komt nog de verzorging van
afhankelijke patiënten, waarvan de entourage deze diensten niet kan
verstrekken:
- hygiënische verzorging (toilet),
- het aanbrengen van zalf of druppels.

Ook de volgende verstrekkingen worden door de verplichte verzekering
terugbetaald onder de benaming 'specifieke technische verzorging':
- de plaatsing van en het toezicht op een perfusie, een epidurale
catheter voor analgesie of de vervanging van de heparjet, alsook
- de toediening van parenterale voeding.


De studie slaat op alle leden van de MLOZ (leden van de Mutualités
Libres – Onafhankelijke Ziekenfondsen), die in 2004 of 2005 een
tegemoetkoming van de verplichte verzekering ontvangen hebben in het
kader van dergelijke verpleegkundige verzorging.

De studie beschrijft het profiel van de “consumenten” van
verpleegkundige verzorging, zij stelt de vaststellingen voor in
verband met de inning van het remgeld bij de leden MLOZ en gaat in op
de resultaten van de gekozen modellen.

Conclusie

Welke eigenschappen van de individuen hebben de grootste invloed op
de mogelijke niet-inning van het remgeld ?
Dat zijn:
- de afhankelijkheid,
- de plaats van de zorgverlening (thuis of in het kabinet van de
verpleegkundige)
- de woonplaats.

Zelfs na controle van de sociale kenmerken, de leeftijd en het
zorgprofiel, wijzen de grote verschillen tussen de arrondissementen
nog op "lokale", al dan niet afgesproken beleidsverschillen, wat de
inning van het remgeld betreft.

Een andere opvallende vaststelling is dat de niet-inning van het
remgeld niet stijgt naarmate de afhankelijkheid groter wordt. Nog
opmerkelijker is dat de verpleegkundigen het remgeld voor een toilet
minder vaak factureren, dan het remgeld voor om het even welk ander
type verzorging of afhankelijkheidsprofiel.

De parameters van het model lijken de hypothese te bevestigen dat de
verpleegkundigen het remgeld niet innen, omdat de andere
zorgverleners er ook van afzien. De hypothese dat de
verpleegkundigen het remgeld niet aanrekenen, omdat het bedrag te
hoog zou zijn voor de klant, werd niet bevestigd. De niet-inning van
het RG bij patiënten die enkel een toilet nodig hebben, is wel zeer
merkwaardig.

De studie kan dus samengevat worden in een paradox: de lokale
gebruiken zijn veel bepalender voor de niet-inning van het remgeld
dan de aard van de verzorging of het (sociale) profiel van de
patiënten.

Het is dus omwille van prijsconcurrentie, dat de verpleegkundigen
bijna 19 miljoen euro (gemiddeld 12% van hun honoraria) door hun
vingers hebben laten glippen in 2004 en 2005, alleen al bij de leden
van de Onafhankelijke Ziekenfondsen.

De Onafhankelijke Ziekenfondsen vinden dan ook dat het echt hoog tijd
is dat er wettelijke regels komen voor de inning van remgelden. Dat
zou veel billijker zijn.

De andere lessen uit de studie
Bovenstaande conclusie steunt ook op de analyse van het consumptieprofiel qua verpleegkundige verzorging van de leden.

Leeftijd
Eerst en vooral stijgt met de leeftijd ook de nood aan geneeskundige verzorging. Zo is bijna de helft (47%) van de patiënten 60 jaar en ouder (waarvan ongeveer 37% ouder dan 70 jaar). 28% van de patiënten is tussen de 20 en de 49 jaar en minder dan 6%, is jonger dan 20 jaar.

Afhankelijkheidsprofiel
Het afhankelijkheidsprofiel van onze verzekerden stemt niet overeen met de curve van Gauss: 80% van de rechthebbenden op verpleegkundige verzorging is niet afhankelijk. Bijna 10% heeft genoeg aan hygiënische verzorging (“toilet”). Slechts 9% van de patiënten heeft meer verzorging nodig. Bij de grote meerderheid is de afhankelijkheid matig, aangezien ze van het type “forfait A” (geringe afhankelijkheid) zijn. 3,4% van de patiënten vertoont een afhankelijkheid van het type “forfait b”, 1,1% is van het type “forfait C” (zwaar afhankelijk).

Bij het vergelijken van leeftijd en afhankelijkheid, valt een te verwachten resultaat op: hoe ouder men wordt, hoe afhankelijker.

Toch zijn nog veel patiënten op leeftijd in staat om zelf hun toilet te verzorgen.

De verzorging die het meest voorkomt, is wondverzorging en injecties. 67% van de niet-afhankelijke patiënten krijgt, minstens één verzorgingsdag op twee, injecties.

Vrouwen zijn opvallend aanwezig onder de patiënten met een afhankelijkheidsprofiel van het type “forfait A” en het type “toilet’”. Dit bevestigt de hypothese dat wanneer een man hygiënische verzorging nodig heeft, de entourage deze verzorging vaker zelf geeft.

Sociaal statuut
De rechthebbenden op verhoogde tegemoetkoming (rvt) zijn talrijker naarmate de afhankelijkheid stijgt. Maar tal van afhankelijke patiënten hebben dit statuut niet.

Idem voor de MAF : op 31.12.04, zou meer dan 40% van de patiënten in aanmerking kunnen komen voor een integrale terugbetaling van de verpleegkundige verzorging, zodra het grensbedrag voor het remgeld bereikt is voor de sociale MAF of de inkomens-MAF. Dit percentage stijgt bij de zwaarste afhankelijkheidscategorieën. Maar bijna tweederde van de patiënten bevindt zich, door zijn statuut van “niet-RVV” en door het feit dat ze enkel recht hebben op de fiscale MAF, in een niet echt benijdenswaardige positie, wat de betaalbaarheid van het remgeld betreft.

Plaats van zorgverstrekking
Zo’n 16% van de patiënten krijgt meer dan 50% van zijn verzorgingsdagen toegediend in het kabinet van de verpleegkundige of in een gemeenschappelijke residentie.

Uit de kaart van de afhankelijkheid per arrondissement blijkt geen rechtstreeks verband tussen sociaal-economische problemen en afhankelijkheid. Dé verklarende factor is en blijft het belang van de lokale praktijken.