Eén op vier kinderen niet zindelijk na verlaten van de crèche

Zindelijk worden is voor elk kind een bijzonder proces. In België zijn kinderen steeds later droog, vaak omdat ouders uit gaan werken en geen tijd hebben voor zindelijkheidstraining. Kinderdagverblijven spelen dus een almaar belangrijkere rol bij de training. De dienst urologie van het UZA, in samenwerking met afdeling sociale geneeskunde van de Universiteit Antwerpen, deed een uitgebreide enquête naar zindelijkheidstraining bij de kinderdagverblijven.
Zindelijk tussen 1,5 en 4 jaar
In Vlaanderen worden er elk jaar zo’n 70.000 kinderen geboren. Al die kinderen moeten zindelijk zijn wanneer ze naar de eerste kleuterklas gaan, meestal rond de leeftijd van 2,5 tot 3 jaar. De meeste kinderen worden zindelijk tussen 1,5 jaar en 4 jaar, maar de leeftijd varieert sterk van kind tot kind. In meer dan 6 op de 10 gezinnen gaan beide ouders werken en worden de kinderen opgevangen in kinderdagverblijven, maar ook vaak (deeltijds) bij de grootouders. Heel wat kinderen zijn rond de leeftijd van 1,5 tot 2 jaar wel klaar voor het potje, maar zijn voor de training afhankelijk van zowel ouders, grootouders als kinderverzorgers. Samenwerken en een goede communicatie over de methode die wordt toegepast, is dus uiterst belangrijk.

Startmoment baseren op zindelijkheidssignalen van het kind, niet enkel op leeftijd
De dienst urologie van het uza onderzocht hoe kinderdagverblijven de zindelijkheidtraining aanpakken en bevroeg 429 kinderdagverblijven. Hieruit blijkt onder andere dat de helft van de kinderverzorgers zich voor het startmoment van de training baseert op zindelijkheidssignalen. Dat zijn zaken zoals ‘het kind kan duidelijk maken dat hij nood voelt om te plassen of stoelgang te maken’ of ‘het kind voelt zich ongemakkelijk bij natte of vieze pampers en geeft zelf aan dat hij een natte pamper heeft’. Zo’n 44% van de kinderverzorgers baseert zich op zindelijkheidssignalen én op leeftijd. Slechts een minderheid (5%) baseert zich uitsluitend op leeftijd.

Regelmatig op potje zetten is meest gebruikte methode
De meest gebruikte methode (95%) is het kind op regelmatige tijdstippen op het potje zetten. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de individuele nood tot plassen. Dat blijft moeilijk in kinderdagverblijven waar het omwille van praktische overwegingen moeilijk is om elk kind individueel naar het potje te brengen.

1 tot 3 uur per dag trainen
8 op 10 kinderverzorgers zijn meer dan 1 uur per dag bezig met de training, 6 op 10 zelfs tot 3 uur per dag. Ze vinden het een onderdeel van hun taak, maar toch vinden ze het jammer dat ze daardoor minder tijd in educatieve activiteiten kunnen steken. Ze zouden hiervoor graag extra hulp hebben.

Samenwerking met ouders verloopt meestal goed
Uit de enquête blijkt dat de kinderverzorgers vinden dat de communicatie over zindelijkheidstraining met de ouders goed verloopt, maar toch heeft 3 op 10 verzorgers het gevoel dat de ouders de verantwoordelijkheid rond zindelijkheid naar hen doorschuiven. 3 op 10 heeft ook het gevoel dat er te weinig aandacht voor zindelijkheid is in het gezin.

Één op vier kinderen niet zindelijk naar kleuterschool
En toch. Er zijn nog steeds 1 op 4 kinderen niet zindelijk wanneer ze naar de kleuterschool gaan. Soms is dit te wijten aan fysische problemen bij het kind: sommige kinderen worden geboren met een te kleine blaas, krijgen geen controle over de blaas of plassen ongewild tot 24 keer in 24 uur. Voor de andere – ogenschijnlijk ‘normale’ - groep is het nog niet duidelijk wat de oorzaken zijn van het slechte resultaat. Ligt het aan het moment waarop er gestart wordt? Loopt er toch iets mis in de samenwerking tussen ouders, kinderdagverblijf en kleuterschool? Hiervoor is meer onderzoek nodig, maar de resultaten suggereren dat er ruimte voor verbetering is.

Checklist voor start zindelijkheidstraining
Er loopt een nieuw onderzoek naar het beste startmoment voor zindelijkheidstraining. Hiervoor dienen de rijpheidsignalen (vaardigheden en kenmerken die samenhangen met de ontwikkeling) in kaart te worden gebracht en geanalyseerd zodat deze door zowel ouders als kinderverzorgers en kleuterleiders kan gebruikt worden als leidraad. Dit instrument zal hopelijk de stress, frustratie en onzekerheid bij zowel kinderen als opvoeders in de toekomst kunnen wegnemen.

De resultaten zijn belangrijk voor het uitstippelen van een aangepast beleid. Eerder voerde het uza een gelijkaardig onderzoek uit bij kleuterleiders.
20 sep 2011 10u01
Bron: UZA