Burnout bij huisartsen: hoe aanpakken?

Hoeveel huisartsen er in België exact aan burnout lijden is niet bekend, maar het is wel zeker dat het probleem niet zeldzaam is. Huisartsen staan inderdaad vaak onder hoge werkdruk, en de patiënten zijn veeleisender geworden. Artsen zijn ook niet snel geneigd om zelf een arts te raadplegen. Burnout bij een huisarts kan bovendien onrechtstreeks de gezondheid van zijn patiënten aantasten.
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) stelde samen met onderzoekers van de ULB en de vub een lijst met actiepunten op voor een globale aanpak van het probleem, die door alle betrokken actoren werd gevalideerd. Zo zou de arts' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>huisarts zelf een arts moeten hebben, of de mogelijkheid hebben om zich aan te sluiten bij een programma voor gezondheidspreventie, te vergelijken met het model van de geneeskunde' style='color:#00896e;border-bottom:1px dotted #00896e;'>arbeidsgeneeskunde. Andere maatregelen hebben oa. betrekking op een betere sociale bescherming, het zelf meer controle krijgen over de beroepsactiviteiten, het krijgen van meer erkenning en het vermijden van overbelasting.

Aantal gevallen niet exact gekend, maar malaise is groot
Er bestaan geen wetenschappelijke gegevens over het aantal Belgische huisartsen dat met professionele uitputting of burnout kampt, wel ramingen. In 2005 zou 1 op 10 Belgische huisartsen aan burnout lijden, schat de ‘Fédération des maisons médicales’. Het is wel zeker dat er bij de huisartsen een malaise heerst, en burnout baart zowel in België als in het buitenland grote zorgen. Het tast niet alleen de gezondheid van de arts aan, maar bedreigt ook onrechtstreeks die van zijn patiënten.

Huisarts kwetsbaar voor burnout door combinatie van factoren
Burnout is sterk verbonden met professionele stress: de druk om er ‘altijd te zijn’ voor de patiënten, de wettelijke verplichting om de continuïteit van de zorg te waarborgen, de explosie van kennis en technologie in de geneeskunde, vaak omslachtige administratieve taken,…

Daarnaast worstelt de huisarts met waardeconflicten: er wordt toewijding en beschikbaarheid verwacht, maar aan de andere kant mag het gezinsleven en het persoonlijk evenwicht niet worden verwaarloosd. Daarbij komt nog dat de patiënt van vandaag veeleisender is geworden en zich gedraagt als een mondige consument.

Huisartsen zijn ook zelf vaak de slechtste patiënten en geneigd hun persoonlijk welzijn en gezondheid te verwaarlozen en hun problemen te ontkennen. Ze doen vaak aan zelfbehandeling en raadplegen niet gemakkelijk een collega. Als zelfstandigen hebben ze dan weer geen toegang tot de preventieve arbeidsgeneeskunde en aarzelen ze om hun beroepsactiviteit te onderbreken omdat ze dan inkomen verliezen en moeilijk vervanging vinden. Dit alles maakt de huisarts kwetsbaar voor burnout.

Actiepunten afgetoetst met alle betrokkenen
In België bestaat er vandaag geen enkel specifiek programma voor de globale aanpak van burnout bij huisartsen, in tegenstelling tot andere landen, zoals Canada en Spanje.

De voorgestelde actiepunten zijn gebaseerd op de wetenschappelijke literatuur, interviews met huisartsen die aan burnout leden of geleden hadden en de bestaande buitenlandse en Belgische ervaringen. De aanbevelingen werden voorgelegd aan en bijgestuurd door een reflectiegroep van 59 huisartsen en vervolgens gevalideerd door een panel van belanghebbenden (beroepsverenigingen van artsen, universiteiten , enz.) en experten.

Enkele belangrijke actiepunten:

  • Gezondheidszorg voor huisartsen
    Elke huisarts zou minstens een eigen huisarts moeten hebben , die speciaal is opgeleid om een collega op te volgen. Een andere mogelijkheid is de organisatie van een regelmatig preventief onderzoek, naar het model van de arbeidsgeneeskunde.
  • Betere sociale bescherming en vergemakkelijken van vervanging in geval van ziekte
  • Stimuleren door de overheid van groepspraktijken en netwerking voor solopraktijken
  • Meer controle van de huisarts over zijn eigen beroepsactiviteiten
    Dit omvat o.m. het leren ‘nee’ te zeggen en zijn taken te prioritiseren. Dit kan gebeuren door coaching en het volgen van opleidingen.
  • Verder zouden de patiënten moeten worden gesensibiliseerd over wat zij van hun huisarts mogen verwachten en wat niet, bijv. via brochures of communicatiecampagnes.
  • Een betere erkenning van de huisartsgeneeskunde
    De waarde van huisartsgeneeskunde zou reeds in de opleiding geneeskunde moeten worden benadrukt. De uitwisseling van medische gegevens tussen huisartsen en specialisten kan worden gestimuleerd en er zou meer ruimte voor variatie moeten komen in de activiteiten van de huisarts, bvb deelname aan onderzoek, onderwijs, enz. Er is ook de vraag naar een aangepaste vergoeding voor complexe consultaties, zoals psychosociale zorg.
  • Een betere controle over de werklast
    Een secretariaat kan de administratieve last voor de huisarts verlichten, net als de vereenvoudiging en automatisering van de administratieve taken. Goed uitgewerkte wachtdiensten kunnen ook de werkdruk verminderen. Dit onderwerp zal de eerstvolgende maanden aan bod komen in een ander KCE-rapport.
  • De behandeling van burnout zou moeten gebeuren door multidisciplinaire teams om het probleem niet alleen medisch, maar ook relationeel, juridisch, financieel, enz. te benaderen.
    De opvang en behandeling moet strikt gescheiden worden van de sanctionerende instanties zodat getroffen artsen niet worden afgeschrikt om hulp te zoeken.

Alleenstaande initiatieven, hoe goed ook bedoeld, volstaan hier niet. Een globale aanpak, van gezondheidspromotie, preventie tot behandeling en opvolging is noodzakelijk. De volgende stap is het implementeren van de verschillende pistes. Dit kan alleen gebeuren door de belangrijkste actoren zelf mee te betrekken, en dan vooral de artsen zelf, de medische faculteiten en de beleidsmakers.

Deze aanbevelingen voor de aanpak van burnout bij huisartsen kunnen ook als basis dienen voor de gecoördineerde aanpak van burnout bij andere beroepsgroepen binnen de gezondheidszorg.

11 okt 2011 09u00
Bron: KCE